body,td,th { color: #000000; }

banner to homepage of art7d.be

naar startpagina van geschiedenis naar overzicht van geschiedenis schilderkunst voor 1840 schilderkunst 1840-1870 schilderkunst 1870-1880 schilderkunst1880-1890 schilderkunst 1890-1900 schilderkunst 1900-1910 schilderkunst 1910-20 schilderkunst 1920-30 schilderkunst na 1930 schilderkunst in china schilderkunst in japan tijdlijnen van enige schilders elke maand 4 nieuwe afbeeldingen schilderkunst geschidenis van de kleurstoffen

Over-Stromingen, Geschiedenis van de moderne schilderkunst, geschiedenis van de kleuren

 

Moderne schilderkunst was het kind van de industriële revolutie, alsook van verandering in sociale en politieke situaties. Maar het was vanzelfsprekend ook erg beïnvloed door de ontwikkeling van kunstenaarsverf, zoals pigmenten of de uitvinding van verftubes. In dit kader kunnen we ons niet beperken tot de periode van 1800 tot 1950, want veel schildertechniek en pigmenten die toen werden gebruikt, bestonden al een hele tijd. Voor Europa betekent dat vóór de eerste mensen op het continent kwamen! Kenmerkend voor de moderne tijd was een explosie van nieuwe kleuren, terwijl sommige antieke kleuren bleven gebruikt worden. Zelfs nu genieten sommige antieke kleuren een comeback.

 

Cinnabar as background colour at villa in Pompeii

Fresco in tomb of Ramses I

Egyptian blue is radiating light in Egyptian tomb

Mineral orpiment (yellow) and realgar (orange)

Trompe-'l-oeil was already popular with the Romans

Roman fresco with malachite background

Tomb of Nebamun, 1400 to 1350 bc

Crystal of cinnabar, the digged form of vermilion

Milk maid of Vermeer van Delft, with lazurite (lapis lazuli) and lead-tin yellow

vermeer28ook29en30ookyveskleindoen

Fresco's at Pompeii villa, background in cinnabar, dressed in Tyrian purple

Old colour set of Schmincke artist watercolours

Monet, Gare Saint-Lazaire, the blue of the sky is ceruleum blue, the smoke cobalt blue

It is quite impressive to see this work in real, it cannot be shown on the internet nor in books. Nevertheless this gives some idea. Klein didn't find the ultramarine paints good enough, so he made his own version to show the most intensity, with help of others. As a binder he used the synthetic binder 'Rhodopas M60A' to suspend the pigment, that could be thinned with ethanol and ethyl acetaat.

Jan van Eyck, Portrait of Giovanni Arnolfini and his wife. The brilliant green of verdigris is still in excellent condition, leaving the copper resinate in a separate layer. Veronese mixed verdigris with lead-tin yellow, which has now become dark brown.

Room of Van Gogh painted by Van Gogh, the painter gives a description in one of his letters: walls have been pale violet, the floor red tiles, bedstead and chairs a fresh butter yellow, and the doors lilac.

Paul Dominique Philippoteaux, 1845-1923, Examination of a mummy - a priestess of Amun, ca1891, oil on canvas. Huge amounts of mummified humans and animals were moulded and sold as artist's paint, called mummy brown. When the children of Burne-Jones heard of it the family was chocked, they gave the oil tube a decent burrial in the garden and never bought it again. It is not sold anymore, the name is still in use.

Gainsborough proved that blue could be used for the middle and main subject, and even in front of the open sky. He mixed here several kind of blue's: ultramarine, slate, turquoise, charcoal and indigo.

Cuevas de las Manos, Patagonia, c 11000-7000 bc. Same technique was also known by the Neanderthal in Europe, with red ochre mixed with a binder, blown from a pipe over the hand.

Farming of cohineal

Simone Martini and Lipo Memmi, Saint Ansanus altarpiece, tempera on wood. In gilding the panel is layered with bole, a reddish clay, on which very thine sheets of gold are pounded with water or glair .

Sandro Botticelli, the birth of Venus. Fine lines of gold are everywhere, the shell, waves, leaves, wings, flowers, even on Venus' golden hair. Painted by mixing gold powder with egg white or gum arabic.

Book of Kellts, Chi Rho page. Bright yellow is orpiment

Jan van Eyck, Lam Gods. The three most holy colours, except gold, are lazurite, vermilion and verdigris.

Leonardi da Vinci, The Virgin of the rocks. The blue dress is lazurite, painted on azurite, on a dark grey ground. The orpiment drapery is painted on a light grey ground.

The hat in Jan Eyck's (self?)-portrait is glaze of kermes dye and red lakes over vermillion.

Canaletto, The Grand Canal in Venice from Palazzo Flangini to Campo San Marcuola. The water was painted with Prussian blue.

Claude Monet, Rouen cathedral, wast façade, sunlight. Violet has been used as shadow to yellow.

The so-called red-queen-tomb at the capital of the Maya's, Palenque. The body had been covered with cinnabar.

Cadmium yellow was originally taken from greenockite, smithsonite, hawleyite.

Sixtene chapel, Vatican, painted by Michelangelo. The green is malachite.

Old paint box with Reeves watercolour cakes

Old Ackermann watercolour cakes

 

kkkkkk

 

kkkkkkkiv

 

De eerste schilders

Een recente en confronterende ontdekking was dat de eerste Europese schilders geen mensen waren, zij waren Neanderthalers. De aarde-kleuren werden opgegraven in mijnen, bewerkt voor schilderen en het schilderen was specialistenwerk. Schilders reisden van grot tot grot, vereisten deskundigheid en de schilderingen in de verschillende grotten tonen overeenkomsten. Indrie verschillende grotten Spanje zijn muurschilderingen ouder dan 65000 jaar. De eerste mensen kwamen 40 à 45000 jaar geleden toe in Europa. In Cueva de los Aviones werden doorboorde zeeschelpengevonden die minstens 115000 jaar oud waren. In een Indonesische site in 2014 werden dezelfde gestencilde handen gevonden als in Spaanse grotten, ze zijn 40000 jaar oud. Zij werden met een airbrush-techniek geschilderd, geblazen met een pijp. In Europa adopteerden Neanderthalers mensenkinderen en leerden hen al hun vaardigheden. Wij hebben tussen 4 tot 8 % DNA van Neanderthalers in ons bloed.

Buiten Europa werden menselijke schilderingen gevonden van 250000 jaar oud. Okers werden reeds door de vroegste culturen van India en Australië gebruikt, en werd ook geroosterd tot rode oker. Omber bevat van nature uit ijzer en mangaanoxide. Andere gebruikte kleuren waren wit van pijpeklei, zwart van mangaan en groene aarde van celadoniet.

De pigmenten die door prehistorische mensen werden gebruikt waren de zogenaamde aardekleuren, de uitgegraven mineralen limoniet, hematiet, rode en gele okers, ombers (alle ijzeroxiden), evenals roet uit het vuur, beenderzwart van verbrande botten en kalkwit uit geaard calciet.

Overal worden prehistorische vindplaatsen gevonden, dichtbij of verder weg waar hematietmijnen liggen. Soms reisden holbewoners 40 kilometer voor de goede kwaliteit okers. Het gebruik ervan bleef niet beperkt tot grotschilderingen, aardewerk en tatoeages. Volgens de paleontoloog Carlos Duarte kan het gebruik van rode oker als pigment in tatoeages of zelfs inname een rol hebben gespeeld in de menselijke evolutie, als bron van ijzer voor het menselijk brein, waardoor we misschien slimmer zijn geworden. Op een plek genaamd de Kapthurin-formatie in Kenia werd 11 pond oker ontdekt in meer dan 70 stukken.

Gebruikte technieken waren borstelen, smeren, deppen en spuiten. Naast vingertoppen, takjes, krijtstiften en veren zijn er ook penselen gevonden. Het blazen van pigmenten met uitgeholde botten vereist een fijne maling, waarbij mortels werden gebruikt. Van het pigment werd een pasta gemaakt met verschillende bindmiddelen, waaronder water, groentesappen, urine, dierlijk vet, beenmerg, bloed en eiwit.

Riebeckiet is een donkerblauw mineraal en is geïdentificeerd op muurschilderingen in het late neolithicum en de bronstijd in Europa en het oostelijke Middellandse Zeegebied. Voordat de Grieken loodwit uitvonden, werd krijt gebruikt, calciet of calciumcarbonaat, fossiele overblijfselen van planktonalgen. In de renaissance werd dit nog gebruikt voor gesso. Krijtwit wordt transparant bij vermenging met lijnolie. Sinds het Neolithicum werd ook botwit gebruikt, de eerste kleur die door transformatie ontstond. Beenderzwart komt voor in de prehistorische, Egyptische, Griekse en Romeinse kunst.

 

 

Er wordt aangenomen dat een ladderachtige tekening in de Spaanse La Pasiega-grot 64.000 jaar geleden door Neanderthalers is gemaakt. Foto met dank aan C.D Standish, A.W.G. Pike en D.L. Hoffmann/Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie.

 

Egypte

Egypte was vooral het rijk van kleur. Naast de voortzetting van het gebruik van aardekleuren ontstonden er veel nieuwe en heldere kleuren: wit, violet, groen, blauw en goud. In mijnen werden veel pigmenten opgegraven, sommige al vóór de dynastieën, zoals loodpigmenten of malachiet (perfect lichtecht in tempera, minder in olie). ergens moet staan met welk proces de Egypte.naren op muren schilderden.

In 3400 voor Christus begonnen de Egyptenaren in verschillende kleuren op muren te schilderen. In 3000 werd zeker indigo gebruikt (kleurstof uit de bladeren van Indigofera tinctoria). Azuriet wordt samen met malachiet aangetroffen in de bovenste lagen van koperertsafzettingen (erts). Lazuriet werd geïmporteerd uit Afghaanse mijnen, die 6000 jaar geleden al werden geëxploiteerd (foto graf Toetanchamon).

Egyptenaren schilderden hun kleuren puur, naast elkaar, met strikte gebruiksregels. Mengen mocht alleen een bepaalde kleur versterken, zoals malachiet en antacamiet (gehydrateerd koperchloride) voor groen. Geel werd soms geschilderd in drie over elkaar heen liggende lagen, eerst gele oker, daarna orpiment (arseentrisulfide - van het Latijnse auripigmentum, goudpigment), bovenop jarosieten, mineralen met sulfaten van ijzer, kalium en natrium. Realgar, een natuurlijk mineraal van arseensulfide, afkomstig uit dezelfde afzettingen als orpiment maar minder permanent, is een historisch pigment dat al in de veertiende eeuw voor Christus werd gevonden. als klontjes ruw pigment in een Egyptisch graf. Het was de favoriet van schilders van Mesopotamië tot India en het Verre Oosten.

De Egyptenaren maakten ook heel wat pigmenten kunstmatig. Loodantimonaatgeel (nu echt Napelsgeel genoemd) werd al in de 18e dynastie (16e-14e eeuw voor Christus) in Thebe vervaardigd. Ceruse, basisch loodcarbonaat, was een mineraal dat cerussiet werd genoemd. Het is niet veel gebruikt, al snel vervangen door kunstmatig gemaakt loodwit (gecorrodeerd lood). Dit heeft een extreem hoge lichtechtheid in olie en encaustiek, maar minder in aquarel & true freso, omdat het zwart kan worden als gevolg van zwavelluchtvervuiling (vanaf latere kolenverbranding en gaslampen).

Het eerste synthetische pigment, dat niet in de natuur voorkomt, was Alexandrijns blauw, nu vaak Egyptisch blauw genoemd, gemaakt vanaf ongeveer 3000 jaar voor Christus, door kwarts, krijt (calciumcarbonaat), malachiet (kopercarbonaat) en natriumcarbonaat (natriumcarbonaat) te combineren en te verhitten. van 900° tot 1000° C. Later werd het in grote aantallen naar Romeinen en Grieken geëxporteerd. Plinius beschreef het onder de naam caeruleumblauw, wat kleur van de hemel betekent. Na de val van het Romeinse rijk raakte het in de vergetelheid.

De Egyptenaren vervaardigden ook een donkerder synthetisch blauw, groen getint, met kobalt, de voorloper van het Delfts blauw. In het graf werden Toutachamon gevonden: Egyptisch blauw, metaalachtig rood gevonden in zilver- en goudmijnen, geel gemaakt van arseen, heldergroen gemaakt met koper opgehangen boven zure wijn en wit van gecorrodeerd lood. De Egyptenaren importeerden kermes uit Mesopotamië. Kermes vermilio is een vleugelloos schildluisinsect dat op de kermes-eik in Zuid- en Oost-Europa leefde, een rode kleurstof die werd geoogst door deze van de takken te schrapen en in loog te koken. De blauwe chrysocolla (wat 'gouden lijm' betekent), een gehydrateerd kopersilicaat, wordt aangetroffen in dezelfde ertsen als malachiet en azuriet, maar iets groener en bleker dan azuriet.

 

 

Wandschilderingen in het graf van Ramses met als pigmenten gele en rode oker, malachietgroen, Egyptisch blauw en lazuriet (lapis lazuli)
 

Romeinen

Van de Griekse fresco's zijn er maar weinig bewaard gebleven, maar de herontdekte steden van Pompeii tonen ons opmerkelijke muurfresco's (1e eeuw na Christus). Bij fresco's is de verf ingebed in de natte pleister, waardoor er geen mogelijkheid is om te corrigeren, noch het gebruik van bepaalde pigmenten, zoals loodwit, realgar, orpiment en indigo. Rwel gebruit waren rode en gele okers (ook verwarmd), witten bestaande uit calcium, carbonaten (calciet of aragoniet), klei en carbonblack. Plus Egyptisch blauw en cinnaber als de duurste (gedolven vermiljoen).

Egyptisch blauw, groene aarde (klei), cinnaber (mineraal vermiljoen), argoniet, witte en gele okers, werden gebruikt in Bretagne, Gallië, Roemenië, Scandinavië, het Nabije Oosten en Noord-Afrika. Een koffer van een Gallo-Romeinse oogarts, 2e eeuw na Christus, bevatte als mineralen witte klei, hematiet, goethiet, azuriet, malachiet, loodwit en realgar. Zonder de inscripties als oogmedicijnen zouden ze voor een verfdoos van een kunstenaar kunnen worden aangezien.

Verdigris was blauwachtig groen, gemaakt van corrosie van koperplaten boven azijn. Het is niet erg kleurvast en reageert op zwavelhoudende pigmenten, zoals lazuriet of orpiment. De Grieken noemden het koperen bloemen, de Romeinen aeruca.

Violet werden gemaakt van murex, een afscheiding van weekdieren (van de Bolinus Brandaris), gevonden in Tyran (Fenicisch, nu Libanon), maar vaker van violet hematiet, verwarmd hematiet, of door Egyptisch blauw te mengen met rode oker. Minium (rood lood, een oxidatieproduct van lood) wordt al sinds de oudheid kunstmatig gemaakt.

Kretenzische en Griekse schilders hadden groene tinten gecreëerd door geel en blauw in lagen aan te brengen, maar de Romeinen maakten groene aardepigmenten met rotsen die rijk waren aan groene klei (glauconiet, celadoniet, chloriet). Glauconiet werd verspreid van Mesopotamië naar Noorwegen. Ook maakten kunstenaars lakken, plantaardige en dierlijke kleurstoffen met wit mineraalpoeder als pigmentbasis (klei, aluminium of calciet). Caledoniet, een meer blauwachtig groen, hoger gewaardeerd door kunstenaars, was kostbaar en zeldzaam, zoals baldogeïsche of Veronese aarde, opgegraven op Cyprus. Caledoniet, glauconiet en Egyptisch blauw werden ook gemengd. Het wrak van een schip uit 47 voor Christus onthulde Egyptisch blauw, lithargegeel (loodoxide) en realgar.

Romeinse ververs gebruikten meekrap, las (geel) en indigo, met het juiste bijtmiddel voor wol, katoen of linnen. Tyrisch paars, dat al 3500 jaar wordt gebruikt, was erg duur: er waren wel 10.000 weekdieren nodig voor een gram kleurstof. Soms werden er twee baden gegeven, omdat de noordelijke murex anders was dan die van het zuiden. De tweede kan worden vervangen door kermes (karmijn-karmijn) of indigo.

Dezelfde pigmenten uit muurschilderingen en beeldhouwwerken werden ook gebruikt voor medicijnen en cosmetica. Kohl voor het oog bevat bijvoorbeeld galena (zwart sulfide van lood), ceruse (basisch wit loodcarbonaat) en chloriden van kunstmatig lood, om ooginfecties te voorkomen. Voor textiel werden ook veel kleurstoffen gebruikt, die niet bedoeld waren om eeuwenlang mee te gaan, meekrapplant voor rood en saffloer. Volgens Plinius ook indigo, kermes, archil (een korstmos), arkanet (wortels), wegedoornbessen, moerbeiensap en tannines.

 

 

Fresco's in Pompeii, met overvloedig gebruik van cinnaberrood en wat orpiment (arsenicum).

 

Maya-blauw

Maya-blauw werd door de Maya's gemaakt van donkerblauwe kleurstof, net zoals indigo. Kleurstoffen zijn afkomstig van planten en levende kleuren gingen nooit lang mee, dus mineralen (anorganisch) kregen de voorkeur als belangrijke verven. Maar Maya-blauw is de afgelopen 6000 jaar weinig vervaagd, waarschijnlijk vanwege de vermenging met de palyorskietklei. Het is een oude verf (nog steeds verkocht door Rublev). Het is lange tijd een geheim geweest hoe ze er ook een zeer permanente verf op waterbasis mee konden maken. Het antwoord is onlangs gevonden en het beangstigt ons. De Maya's brachten in tijden van droogte veel menselijke offers aan de goden. Het was bekend dat hun hart werd uitgesneden en voor de goden werd verheven, terwijl het slachtoffer nog leefde, het hart moest op dat moment nog kloppen. Nu werden deze slachtoffers vóór de ceremonie levend gevild en volledig beschilderd met de olie Maya-blauw. Na het ritueel werd het lichaam in een gigantische put gegooid. Het blauwe pigment zonk langzaam naar de bodem van de put. Dat sediment werd gebruikt om het frescopigment Maya-blauw te maken.

 

 

Archeologische suite van Bonampak, Maya-fresco's met het Maya-blauw

 

Middeleeuwen

Met de val van het Romeinse rijk verdween veel kennis over het antiek, maar sommige pigmenten werden nog steeds aangetroffen in Karolingische en Romaanse fresco's, zoals okers, groene aarde en Egyptisch blauw. Zeer heldere kleuren herleefden in de Middeleeuwen, zoals vivianiet, koninklijke smalt en vanaf de jaren 1600 barietwit. De grote internationale textielindustrie van het middeleeuwse Europa was grotendeels verantwoordelijk voor de zoektocht naar nieuwe kleuren. Er was een groot verschil tussen kleurstoffen voor gewone mensen of voor de rijken. In de schilderkunst verving lazuriet Egyptisch blauw, foliumviolet en meekraproze het dierenpaars, niet meer te vinden. Malachiet en chrisocolla werden vervangen door kopergroen, orpiment door loodtingeel. Perkament en papier vervingen papyrus, terwijl linnen doek op een ezel werd geschilderd.

Middeleeuwse schilders gebruikten vooral minerale pigmenten. Het belangrijkste is lazuriet (lapis lazuli) en azuriet voor blauw. Koperharsaat en aardegroen werden gemengd met blauw, want geel orpiment (arsenicum) werd gebruikt. Minium en vermiljoen waren rood. Er werd gebruik gemaakt van rode en zwarte okers, en loodwit (ceruse). Malachiet werd verde azzurro genoemd. Er werden ook lakken gebruikt, het kleurextract werd aan minerale stoffen gehecht, om de kleuren onoplosbaar te maken. Kermes-meer werd gemaakt van cochenille, Brazilië-rood, Perzische bessen voor een geel meer, indigoblauw en verschillende rode en roze meekrap. Donkerrood werd gemaakt van hematiet. Een rood violet genaamd folium, gemaakt van Franse tornzool, verving het zeldzame Tyrische paars. Witte aarde uit Selinus (Sicilië) en krijt uit Eretria werden vaak vervangen door eierschalen of gecalcineerde vogelbotten. Goud werd op verschillende manieren gebruikt, als inkt, in dunne bladeren of als amalgaam dat bij het vergulden werd gebruikt. Door messing te poederen werd een bronskleur verkregen. Pigmenten werden gemengd met wit en glazuren werden gebruikt als toplaag.

Sommige mengsels waren toegestaan, andere niet. Orpiment mag niet met andere kleuren worden gemengd, omdat het de neiging heeft om op de pagina te verbleken en andere kleuren te beïnvloeden. Vermiljoen kan worden gemengd met meekrapmeer of drakenbloed (warme robijnrode harsachtige afscheiding van Calamus Draco). Vermillion werd bedekt met meekraplak en Arabische gom om bloeden te voorkomen. Om interactie te voorkomen, konden kleuren worden gescheiden door bepaalde andere kleuren, of in gedroogde lagen worden geschilderd.

Alchemisten, die veel met metalen werkten, ontwikkelden nieuwe synthetische pigmenten. Ze maakten vermiljoen en zwavel uit zwavel en kwik, orpiment geel (omdat een mineraal orpiment zeldzaam was) met zwavel en arseen, en een goudgeel, mozaïekgoud genoemd, door zwavel, tin en kwik te huwen.

Loodtinoxide kwam in de 14e eeuw in Vlaanderen op, masticote genoemd, ter vervanging van lichte onvaste meren of het onvermengbare en zeer giftige orpiment. Het werd ook gemengd met lazuriet om groen te maken.

In de 15e eeuw begonnen schilders contrasterende kleuren bij elkaar te plaatsen om optische trillingen te creëren. De kruisarcering van gouden en violette lijnen deed rood en groen trillen. Voor metaalachtige glans, zoals in pantsers, werd grisaille gemaakt met colloïdaal zilver.

In vlammen werd rood lak van brazilhout over vermiljoen gelegd om een helder effect te creëren, akeleimeer over lazuriet voor een rood violet.

In de 15e eeuw was cochenille een sterker rood, ontdekt in Amerika, waar het al als kleurstof werd gebruikt. Vanaf de 15e eeuw werd smalt als blauw gebruikt, een kobaltglas, het werd gemalen gebruikt ter vervanging van lazuriet en azuriet. Er moest in meerdere lagen geschilderd worden. Door het vergelen van de olie werd het blauw grijs. Vanaf de 15e eeuw werd blauwe verditer, een basiskopercarbonaat, het meest gebruikt in de schilderkunst, omdat het een stuk goedkoper was dan azuriet of lazuriet. Het had de neiging groen te worden.

In de 15e eeuw werd Jan Van Eyck grootgebracht met de technieken van tempera en glas-in-lood. Bij glas-in-lood worden meerdere glaslagen gebruikt. Om violet te maken, werd een rood glas in dezelfde zetting over een blauw glas geplaatst, soms met een derde wit glas ertussen om de schittering te vergroten. Van Eyck gebruikte olieverf en met dit medium kon hij in transparante lagen schilderen, net als met glas. In hetzelfde schilderij bleef hij ook de tempera-schildertechniek gebruiken, zoals voor het schilderen van vlees, juwelen en gordijnen.

 

 

Dirk Bouts, The gathering of the manna, left wing of The last supper, 1464-1468. Some of the pigments probably used: woman on the left, verdigris over Naples yellow, knield man left, lazurite and orpiment, middle man, vermillion, woman on the right cochineal with lead white.
 

16e tot 18e eeuw

In de 16e eeuw werd er naast muurschilderingen, houten panelen, polychrome beeldhouwwerken, emaillewerk en keramische voorwerpen ook geschilderd op linnen dat over een houten frame was gespannen, met een eerste laag genaamd imprimatura. Er werden nieuwe oliebindmiddelen, eitempera en vernissen gebruikt om licht en schaduw te accentueren, voor dieptewerking. Bij nieuwe materialen vereiste de duurzaamheid van kleuren zorg. Het beste waren loodwit, vermiljoen, aardekleuren, tingeel en kopergroen. Loodwit werd nu gemaakt volgens de stapelmethode, met lood en vinaigre in keramische potten. Cornelius Drebbel maakte het gebruik van tinchloride populair als bijtmiddel voor dieprode kleurstoffen, en werd karmijn, vergelijkbaar met kermes. Cocchinal werd gekocht in Indochine en Birma en erg duur.

Loodtingeel werd vóór de 18e eeuw vaak aangetroffen in olieverfschilderijen, vermengd met loodwit, vermiljoen, gele meren, okers, kopergroen, indigo en azuriet. Lood-tin-oranje is een kunstmatig pigment dat wordt gemaakt door lood en tinoxide samen te verhitten en is een roodachtige tint van lood-tin-geel (type I), die vaak voorkomt in de Europese schilderkunst van vóór de 18e eeuw. Oranje Molybdaat wordt aangetroffen op schilderijen van vóór de 18e eeuw. Raphael, Leonardo da Vinci en Michelangelo Buonarotti gebruikten het pigment lazuriet.

In oude Europese schilderijen werd vermiljoen overschilderd met rode glazuren van meekrap, kermes en cochenille-meren, waardoor het eeuwenlang meegaat. Rood kwiksulfide wordt bereid volgens een oud Chinees proces.

Loodantimonaatgeel (Napelsgeel) kreeg zijn grootste populariteit in de Europese kunst tussen 1750 en 1850, waarna het werd vervangen door loodchromaatgeel en uiteindelijk door cadmiumsulfidegeel. Sinds de vijftiende eeuw voor Christus het was de enige gele kleurstof die algemeen werd gebruikt, waarna het geleidelijk werd vervangen door loodtingeel.

Orpiment was nu verkrijgbaar. Diesbach en Dieppel ontdekten per ongeluk Pruisisch blauw, een donkerblauw van cyanide, kalium en ijzer. Rond 1704 vond Diesbacht per ongeluk de eerste kunstmatig gemaakte kleur uit: Pruisisch blauw. Door met cochenillerood te werken, haalde hij de alkali eruit en vroeg Dippel om wat potas. Maar het was besmet met dierlijk bloed. In een poging het te concentreren, begon het bloed een chemische reactie, die leidde tot het donkerblauwe ferrocyanide. Beschikbaar vanaf 1724 verving het het dure lazuriet. De productie begon in 1710, met enkele varianten zoals Parijse blauw en Antwerps blauw. Scheele, 1742-1786, ontdekte een groen met zuurstof en koperarseniet, genaamd Scheele's groen. Vauquelin ontdekte chroom, Romeins aluin werd vervangen door synthetisch aluin.

Wat theorieën over kleur betreft, creëerde Chevreul de eerste chromatische wielen en stelde hij de wet van contrasterende en complementaire kleuren vast. Verdigris bleef tot de 19e eeuw het meest levendige groen. Het mocht niet worden gemengd met lazuriet of orpiment, omdat zwavel het zwart maakte. Vaak werden de lagen gescheiden door vernis, maar in veel renaissanceschilderijen is dit groen nu erg dof. Giallolino (geel=giallo) is loodtingeel, ook gescheiden te houden van zwavelpigmenten. In het noorden van Europa heette het massicot. Gamboge was een rubberextractie uit de Garcinia-boom; Cambodja was ooit het belangrijkste land voor bevoorrading. In de 8e eeuw werd het al gebruikt in inkten in China, Japan en Thailand. In het begin van de 17e eeuw werd het naar Europa gesteund voor een warm, transparant geel. Vlaamse schilders gebruikten het met olieverf, maar het komt het beste tot zijn recht in aquarel. JMW Turner had er de voorkeur aan. Het werd ook gemengd met Pruisisch blauw of indigo om Hooker's groen te maken. Biologisch was het niet zo lichtecht. Mummie bruin of mummia, caput mortuum (dood hoofd) werd gebruikt, het werd populair in de 18e en 19e eeuw. Het werd gemaakt van het vlees, de botten en het omhulsel van gemummificeerde Egyptische mensen of dieren, als een transparant, rijk bruin voor glazuur en schaduw in olie.

Paletten tijdens de renaissance en de barok waren nog beperkt, beperkt tot de meest betrouwbare en met de meeste mengmogelijkheden. Laten we er een paar bekijken. Het palet van Peter Paul Rubens volgens Birren: loodwit, gele oker, gele lak en orpiment, rode oker, meekrap en vermiljoen, lazuriet en azuurblauw d'Allemagne (kobaltblauw), vert azur (kobaltoxide), terre verte (groene aarde ), malachietgroen, gebrande sienna en ivoorzwart (of houtskool, zwarte aarde). Het kobalt had echter niet kunnen worden gebruikt, in plaats daarvan azuriet of smalt voor blauw, malachiet of kopergroen voor groen. Rubens maakte wel een viooltje van loodwit, houtskool en meekraplak of cochenillelak.

Palet van Titiaan (Tiziano Vecellio): loodwit, lazuriet, rode oker, rode meekrap, gele oker, orpiment, gebrande sienna, beenzwart, malachiet. Maar Titiaan gebruikte ook realgar, terwijl de meeste andere schilders het vervingen door minium.

Palet van Rembrandt van Rijn: Azuriet, Smalt, Loodtin geel, Gele oker, Rode oker, Vermiljoen, Meekrapmeer, Karmijnmeer, Ruwe Sienna, Gebrande Sienna, Ruwe omber, Gebrande omber, Casselaarde, Bruine oker, Loodwit, Been zwart.

Palet van Vermeer van Delft: Azuriet, Karmijn, Houtskoolzwart, Groene aarde, Indigo, Ivoorzwart (beenzwart), Loodwit, Loodtingeel, Meekraplak, lazuriet, Rode oker, Smalt, Weld, Verdigris, Vermillion, rauw omber, gele oker, vivianiet & schijtgeel (een meer).

In de 17e eeuw perfectioneerden de Italianen de vervaardiging van loodantimonium, Napelsgeel, en hoefden het niet langer op te graven bij de Vesuviusberg, in Engeland vanaf 1780 gepatenteerd als 'patentgeel'. In 1765 werd in het Oeralgebergte Siberisch rood lood ontdekt, crocoiet genaamd, dat een oranje kleur gaf. In 1797 ontdekte Vauquelin, bij het analyseren van een monster, het metaal chronium (van chroom, Grieks voor kleur). Hij maakte er pigmenten mee, het beste was een briljant en ondoorzichtig geel, een loodchromaat, gemakkelijk te vervaardigen. Met chroom vond hij ook viridiaangroen uit. In 1804 werd in Frankrijk een gechromateerd ijzer gevonden. Kurtz, een leerling uit Vauquelin, vervaardigde vanaf 1816 pigmenten op chroombasis. Vanaf 1862 werden Engelse groentinten in Manchester gemaakt van Pruisisch blauw en chroomgeel.

In de laatste 18e en eerste helft van de 19e eeuw werden andere kleuren gemaakt of geperfectioneerd. Onder hen Bourgondisch violet, twee soorten ultramarijn, kobaltblauw, chroomgroen en rood, koper- en arseengroen, Marsgeel, oranje (synthetische oxiden), zinkwit en een aantal loodwit, zoals Kremnitz-wit. Er kwamen firma's op de proppen die kunstenaarskleuren produceerden, zoals Sennelier of Lefranc&Bourgeois. Indigo was meer een textielkleurstof, nu geproduceerd in de Carraiben en later door de Engelsen in India. In 1880 werd synthetische indigo gemaakt, ter vervanging van de Indigofera tinctoria, die 5000 jaar geleden al in de Indusvallei voor kleurstof werd gekweekt.

Paletten werden complexer in de tijd van het clasicisme en de romantiek, vaak met een basispalet en af en toe gebruik van veel andere kleuren.

In 1766 begon William Reeves met de verkoop van de eerste wateroplosbare droge cake-aquarellen. Tegen 1780 werd een beetje honing (een natuurlijk bevochtigingsmiddel dat vocht aantrekt en vasthoudt) aan de formulering toegevoegd om de verf op verschillende manieren buigzaam te maken voor vervaardiging. Tegen het midden van de jaren dertig van de negentiende eeuw werden goedkope schildersets met kleine porseleinen pannetjes met vochtige aquarelverf aan het grote

publiek geïntroduceerd om te concurreren met de harder geperste taarten. Winsor Newton introduceerde in 1835 hun met glycerine verzachte formule voor vochtige cakes.

Rembrandt Harmenszoon van Rijn, 1606-1669, De Joodse bruid. Op de mouw van de man het gebruik van lood-tin geel. Het is geschilderd met een paletmes. In die tijd waren paletmessen gebruikelijk, maar ze werden gebruikt om te mengen, niet om te schilderen.

 

Rembrandt Harmenszoon van Rijn, 1606-1669, De Joodse bruid. Op de mouw van de man het gebruik van lood-tin geel. Het is geschilderd met een paletmes. In die tijd waren paletmessen gebruikelijk, maar ze werden gebruikt om te mengen, niet om te schilderen.
 

19e eeuw

In 1798 herontdekte de Egyptische expeditie van Napoleon Egyptisch blauw, in de jaren 1880 werd de chemische samenstelling geïdentificeerd en de kleur opnieuw gecreëerd.

In 1883 werd de oorsprong van Indisch geel duidelijk en aan het eind van de eeuw was het maken ervan niet meer toegestaan. Het werd gemaakt van de urine van koeien die uitsluitend met mangobladeren werden gevoed. Dit was tenminste de getuigenis van een Bengaalse onderzoeker, gestuurd door de Britten, maar tot nu toe kon deze niet worden bevestigd.

In 1779 concludeerde Vauquelin dat crocoiet een combinatie was van lood en een nieuw element, chroom genaamd (van het Griekse 'kleur'). In het begin van de eeuw werden synthetische preparaten uit lood en chroom uitgevonden. Het gaf intense kleuren van goudgeel tot rood. Zeer ondoorzichtig, maar met beperkte lichtechtheid en stabiliteit. Het werd zwart en het warme geel van Van Gogh werd groenig. In de jaren vijftig werd het lichtecht gemaakt. Moderne lichtechte chroompigmenten (gebaseerd op de monokliene kristallijne vorm) zijn ingekapseld met silica en verschillende metaaloxiden (zoals verkocht door Rublev). Cinnabergroen, een kopertartraat of koperarseen dat in de 18e eeuw werd gebruikt, werd in de eerste helft van de 19e eeuw vervangen. 19e door een mengsel van chroomgele sleutelbloem en Pruisisch blauw.

In 1775 vond Scheele een vervanger voor kopergroen uit, genaamd Scheele's green. Het wordt soms verkleurd door zuren en zwavel. In 1808 werd smaragdgroen ontwikkeld om Scheele's groene, koperaceto-arsenide te verbeteren. Omdat het zeer briljant was, werd het nog steeds bruinachtig bij contact met zwavel, zoals in cadmium of ultramarijn. Het werd gemaakt door kopergroen te laten reageren met arseenverbindingen. Helaas werd het ook gebruikt als kleurstof voor levensmiddelen en in huishoudens. Het kan verantwoordelijk zijn geweest voor de dood van kinderen door gebruik in behangpapier. Dit pigment werd pas sinds de jaren zestig verboden.

Kobaltblauw werd al sinds de oudheid voor pigment gewonnen, niet precies hetzelfde als we vandaag de dag gebruiken. De naam is afgeleid van cobolt, de wezens die verantwoordelijk worden gehouden voor het kwellen van de mijnwerkers, wat eerder werd veroorzaakt door de aanwezigheid van arsenicum. In 1802 werd het door Thénard in 1802 gesynthetiseerd. In combinatie met andere elementen kan het groen, violet en geel worden gemaakt. Kobaltgroen werd ontdekt in 1780, het aluminiumoxide werd vervangen door zinkoxide. Kobaltviolet wordt vervaardigd vanaf 1859. Kobaltgeel werd gemaakt in 1831, maar was pas verkrijgbaar vanaf de jaren 1850. Impressionisten en neo-impressionisten gebruikten overvloedig kobaltkleuren.

In 1828 perfectioneerde Giumet het maken van kunstmatig ultramarijn door porseleinaarde, natriumcarbonaat, steenkool, houtskool, silica en zwavel te verhitten, Frans ultramarijn genoemd. Ultramarijnviolet wordt gemaakt door ultramarijnblauw en ammoniumchloride te verhitten. Door het te verwarmen met zoutzuur, werd ultramarijnroze gemaakt.

Cadmium wordt gewonnen uit zinkertsen en was erg populair bij impressionisten. Cadmiumgeel wordt gemaakt van cadmiumsulfide, variërend van citroen en intens geel tot oranje. Ontdekt in 1817 werd het commercieel, maar vanaf 1840 vanwege de schaarste aan het metaal. Door de toevoeging van selenum ontstaat cadmiumrood, geïntroduceerd vanaf 1910, van lichtrood tot donker, dat snel vermiljoen vervangt. (Sommige schilders geven nog steeds de voorkeur aan het delicatere en minder dominante vermiljoen.)

Impressionisten gebruikten ook overvloedig ceruleumblauw, een mengsel van kobalt- en tinoxiden, kobaltstannaat. Nadat Egyptisch blauw verdween en de naam aan andere blauwsoorten werd gegeven, werd het ontdekt door Höpfner, maar weer vergeten en herontdekt in de jaren 1860. Er is ook een groenere versie waarbij het tin is vervangen door chroom, ook wel kobaltturqoise genoemd.

Mangaanviolet werd ontdekt in 1868 en kreeg de voorkeur van sommige kunstenaars, omdat het sterker violet geeft dan kobalt, maar het is niet de beste lichtechtheid. Mangaanblauw was zwak en had geen enkel succes.

De productiemethode voor synthetische ijzeroxiden was bekend vanaf de 15e eeuw, maar werd pas vanaf de helft van de 19e eeuw commercieel. Dit verving de natuurlijke uitgegraven aardekleuren, ook wel Marskleuren genoemd. De zuiverste tinten ontstaan door precipitatie en hydrolyse van ijzerzoutoplossingen. Ze zijn momenteel sterker, ondoorzichtiger en fijner dan de meeste uitgegraven exemplaren.

Loodwit wordt vanaf de oudheid tot in de jaren zestig veel gebruikt. Het is onvervangbaar en wordt daarom nog steeds verkocht door sommige artiestenfilialen. Omdat het lood bevat, moet het met grote voorzichtigheid worden gebruikt. Het werd ook veel gebruikt in muurverven en zelfs cosmetica. Tot de 19e eeuw wreven de nobele dames het twee keer per dag over het gezicht om het bleek te houden en ouderdomsrimpels tegen te gaan. Het ouder worden resulteerde in een catastrofaal verval.

De moderne methode om zinkwit te maken, bekend als het Franse proces, werd in 1844 geperfectioneerd en de verwachting was dat het pigment loodwit zou vervangen. Dit veroorzaakte een ramp bij olieverfschilderijen, omdat het glazuurt en broos wordt. Sommige moderne kunstwerken waarbij veel zinkwit is gebruikt, zijn meerdere keren opnieuw geverfd. Zinkwit begon zijn carrière in 1834 in aquarel (waar het volkomen betrouwbaar is) onder de naam Chinees wit. Zinkoxide werd vanaf 1835 commercieel. Zinkwit wordt vaak gemengd met titaanwit. Verschillende vestigingen verkopen niet eens puur titanium, ze voegen altijd het goedkope zinkwit toe. Zelfs kleine hoeveelheden zinkwit hebben nog steeds dezelfde rampzalige brosheid in olieverfschilderijen, en nog meer wanneer olie op een acrylbasis wordt gebruikt. Zinkwit in oliën kan alleen veilig worden toegepast in toplagen.

 

Palette of Eugène Delacroix in the museum of Delacroix in Paris
 

Opstand en dominantie van de petrochemische pigmenten in de 19e en 20e eeuw

Synthetisch titaniumdioxide werd vanaf het einde van de 19e eeuw gebruikt. Natuurlijk titanium, gevonden in het mineraal ilmeniet en ontdekt in 1791, werd niet als pigment gebruikt omdat het te verontreinigd was met ijzer. Titaanwit had niet veel succes, het was veel duurder dan loodwit, maar in de jaren 1920 werd loodwit steeds meer verboden vanwege de toxiciteit. Titaanwit is bij olieverfschilderijen veel betrouwbaarder dan zink, maar het kan ook rampzalige gevolgen hebben, omdat UV-licht in de verflagen kan binnendringen, waardoor ook de andere kleuren worden aangetast. Alleen het rutielproces voor het maken van titaniumwit is veilig voor de beeldende kunst (maar op lange termijn niet met dezelfde betrouwbaarheid als loodwit).

In de 19e eeuw werd de ene ontdekking na de andere gedaan in de chemie van kleurstoffen en pigmenten. In 1826 isoleerde Robiquet alizarine karmozijnrood uit meekrap. Al snel ruïneerde de synthetische alizarine op verschillende plaatsen de markt van de natuurlijke meekrap. Unverdorben haalde in 1826 aniline uit indigo. In 1856 patenteerde Perkin mauveine, een mauve, de eerste synthetische kleurstof. In 1860 publiceerde Kekulé een werk waarin hij de moleculaire benzeenring uitlegde, later aromaten genoemd (...HC=HC-CH=CH-C=HC-...). De organische chemie was geboren, kleurstoffen werden de basis van grote belang in de geschiedenis van medicijnen. Al snel vernietigden synthetische kleurstoffen de markt voor cochenille. In 1904 exporteerde Duitsland 9000 ton synthetische indigo, waardoor zowel India en het Caribisch gebied als de Engelse indigohandel kapot gingen. Jaarlijks worden duizenden moleculen gepatenteerd, die niet altijd de juiste eigenschappen hebben. In 1880 werd thio-indigos, een viooltje, ontdekt. In 1900 volgden de quinacidronen, variërend van oranjerood tot violetrood, vanwege hun lichtechtheid veel gebruikt in autolak (andere quinacidrontinten zijn echter cat II). Duitsland was de leidende natie, de VS begonnen laat en met behulp van de uit Duitsland geïmporteerde basismaterialen.

De verffabriek van Artist zou nu een nieuw assortiment heldere kunstmatige kleuren kunnen aanbieden, zoals Chinagroen, aniline- en Hansa-geel, rode lakken, alizarinroze, anilinebruin...

Deze kleuren waren echter niet altijd betrouwbaar. De roze geraniummeren die Theo Van Gogh voor zijn broer Vincent kocht, werden lichtblauw, net als de rozenmeren die Gaugain gebruikte. Methylviolet bleek zeer voortvluchtig te zijn. Ensor gebruikte ze ook in zijn pastelkleuren.

In de 18e eeuw waren er kant-en-klare kleuren te koop, maar dan in fragiele varkensblazen. In 1841 patenteerde J. Goffe Rand een buis gemaakt van blik. Winsor&Newton verbeterde de dop en bracht de eerste tubekleuren op de markt. In de 19e eeuw kwamen er additieven op de markt, vetten en paraffines. In 1918 verwierven de geallieerden de Duitse patenten op kleurstoffen als oorlogsbuit, wat al snel het industriële landschap veranderde. De VS, Engeland, Frankrijk, Japan en Italië werden nu de massa-exporteurs van synthetische kleurstoffen. Chemische industrieën werden over de hele wereld opgericht, zoals in India, Australië en Zuid-Afrika, de Duitse chemie verloor zijn markt.

In 1934 werden de op koper gebaseerde ftalocyanines ontdekt, die intensieve blauwe en groene tinten produceerden. In de Tweede Wereldoorlog bedachten de chemische fabrieken ook oorlogsgerelateerde producten, zoals chemische wapens, plastics en penicilline. Rond 1950 telde BASF 350.000 patenten, waarvan er nog steeds 3500 actief worden geëxploiteerd. Na de oorlog werd synthetische indigo de top van alle kleurstoffen, totdat het werd vervangen door ftalocyanine. Nieuwe ontdekkingen waren de parelmoer- en iriserende kleuren uit 1980, vlokken mica bedekt met titaniumoxide en vanaf 1990 bedekt met hematiet. Kleurstoffen in voedsel kwamen ter sprake om het voedsel een helderder uiterlijk te geven. Fruit dat lang voor het rijpen wordt geplukt, wordt bijvoorbeeld gekleurd om er smakelijk uit te zien. Sommige natuurlijke kleuren, zoals cochenille, zeearchil, karamel en rode oker, bleven in gebruik.

In de jaren veertig kwamen lichtgevende kleuren op, gloeiend bij daglicht (fluorescerend licht op met ultraviolet licht), veel gebruikt in de kunst, maar vluchtig en helemaal niet lichtecht. Zinksulfide vervangen door strontiumaluminaat, waardoor een tijdelijke nagloei ontstaat als de lichten uit zijn.

 

 

Er zijn lichtgevende, fosforescerende, iriserende, parelmoer- en interferentieverfkleuren. Luminescent betekent dat het oplicht in het licht. Fosforescentie licht op als er een zwart licht brandt, een ultraviolette lamp. Ze zijn allebei niet lichtecht. Iriserende, parelmoer- en interferentiekleuren worden gemaakt door toevoeging van mica- en rutieldeeltjes. Ze zijn net zo lichtecht als de gebruikte pigmenten, meestal cat. I. Hier zijn de twee aan de linkerkant iriserend, de zogenaamde metallics. De andere vijf zijn interferentie, ze laten een andere kleur zien als ze over zwart of over wit geschilderd zijn. Ze veranderen ook van kleur met de richting van het licht. Dat komt omdat ze slechts een deel van het spectrum weerspiegelen (illustratie overgenomen van justpaint.org)
 

Vandaag

Er is nog nooit zo'n paradijs aan kleurpigmenten voor kunstenaars geweest als vandaag de dag, als je ze kunt betalen en als je goed zoekt naar kwaliteit. Voor de meeste lichtechtheid kan men kiezen voor petrochemische pigmenten, aangezien de meeste inmiddels getest en vermeld zijn. De meeste van die kleuren in de takken van kunstenaars zijn echter cat. II of erger. Als u op zoek bent naar aardekleuren: ze zijn allemaal kunstmatig gemaakt. Maar je kunt nog steeds kiezen voor opgegraven exemplaren van over de hele wereld (zoals bij Rublev). Antieke pigmenten blijven beschikbaar en maken tegenwoordig een echte comeback. In oliën biedt Rublev onder andere lazuriet, azuriet, vermiljoen, maya blauw, verschillende loodwitsoorten, vermiljoen, zelfs orpiment en realgar (arseen). Daniël Smith biedt onder andere lazuriet, malachiet, tijgeroog, amazoniet, porter's pink en in aquarel ook amethist aan. Er is nog steeds een economische oorlog gaande om de suprematie van synthetische pigmenten. In Europa is de verkoop van lood en cadmium verboden vanwege het veroorzaken van kanker. Een goede beslissing voor algemeen gebruik, maar overdreven voor gebruik door kunstenaars (er zijn strikte zorgregels die moeten worden gevolgd). Waar loodverf alleen voor artiesten worden verkocht, worden deze zwaar belast. In Europa verkopen veel kunstenaarsmerken alleen chemische pigmenten en mengsels ermee. Omdat petrochemische kleuren zo dominant zijn, wordt het mengen van de juiste kleur een lastige klus voor de kunstenaar.

Niet in elke vestiging wordt altijd de juiste informatie gegeven. En namen zijn absoluut onbetrouwbaar, want iedereen kan zijn kleur de naam geven die hij wil. Soms wordt 'hue' toegevoegd ter vervanging van de petrochemische stof, of 'origineel' voor de oude kleur, maar ook dit is niet gegarandeerd. Het kiezen van de beste en meest geschikte pigmenten is dus geen gemakkelijke klus.

We eindigen met een korte tabel van enkele organische kunstenaarskleuren van vandaag met hun lichtechtheid. Ze zijn vaak transparant, dus geschikt voor glacis of om te mengen met dekkende kleuren.

Bij schilderijen van bekende schilders wordt sinds de jaren 60 steeds meer schade geconstateerd, en na 2000 is de schilderkunst nog erger geworden. Door toevoegingen worden diverse beschadigingen veroorzaakt. Gevoeligheid voor water (veroorzaakt door de metaalstearaten), vuilafzetting, uitbloeiingen, zachtheid van geverfde lagen, craquelé, loslatingen en rimpels, verf die broos en kwetsbaar is, of plakkerig en zacht. Uitbloeiingen worden ook wel waas, exsudatie, vetzuurafzetting of -migratie, verzeping, kristallisatie, verkrijting, schimmel of spookbeelden genoemd. In kunstenaarsverven worden verschillende additieven aangetroffen, zoals lipidebindmiddelen, dispergeermiddelen, stabilisatoren, extenders, vulstoffen en drogers. Vetdizuren, lipidemedia zoals half- en niet-drogende oliën, pigmenten zoals zinkwit en drogers spelen een cruciale rol in de kwetsbaarheid van de verf. Daarom bieden sommige branches verf aan zonder toevoegingen. Olie kan zich in deze buizen ophopen, maar er zijn trucjes om het probleem op te lossen.

Egyptisch blauw wordt nu in de medische wereld in scanners gebruikt vanwege de stralingseigenschap. Wanneer er rood of groen licht op schijnt, gloeit het infrarood licht op.

Tabel met enkele organische, petrochemische pigmenten die we vinden in de olietakken van kunstenaars. Rechts de lichtechtheid. O = olie, a = acryl, wc = aquarel, NR wordt niet beoordeeld door ASTM. Opgelet: voor elke kleur werd ook getest met wit, maar het standaardwit is grotendeels barytewit. Gemengd met titaniumwit worden sommige cat. II, met loodwit zelfs II of IV.

Hansa yellow G (arylide y)

py1

II o&a, V-III wc

Benzimidazolone yellow

py154

I

Diarylide yellow FGL

py97

II

Disazo y GR (azo condensation)

py95

II

Irgazin y

py129

I

Monoazo-arylamide

py3

II

Benzimidazolone yellow (disazo)

py155

NR

Arylide yellow 56X

pr242

NR

Azo condensation yellow

py128

I (NR)

Isoindolinone py109 I
Isoindolinone R py110 I
Arylide yellow 5GX py72 I à III (NR)
Nickel azo yellow py150 I
Benzimidazolone Yellow H4G py151 I o&a, NR wc
Benzimidazolone Yellow H6G py175 I o&a, I-NR wc
Benzimidazolone Orange H5G po62 I
Indolinone (indolinone) orange po61 I-II (NR)
Pyrazoloneorange po34 II à IV (NR)
Pyrrole Orange po71 II, II-NR in WC
Disazo condensation scarlet pr242 NR, probably I

Diketo-Pyrrolo-Pyrrol scarlet

pr255

I, NR in oil

Pyrrole red (Diketopyrrolo pyrrole (DPP) pr254 I in a, NR o&wc, probably I

Naphtol red AS (alizarine)

pr170

II

Carl's crimson (perm pink fl) pr187 II
Naphtol red AS-D (bon arilamyde) pr112 II o&a, III in wc
Naphtol scarlet lake pr188 I o&a, II wc
Anthraquinonered pr177 I in oil, III in wc

Quinacidrone

pr206

I

Quinacidronered

pr209

I, II in wc

Quinacidronered coral (red gamma) pr209 I o&a, II wc

Synthetic alizarin lake

pr83:1

III

Perylene maroon

pr179

I

Pyrrole red rubine

pr264

NR - II

Quinacidroneviolet pv19 I o&a, II wc
Quinacidrone magenta pr122 I o&a, III wc
     

Phthalocyanine green BS

Phthalocyanine green YS

pg7

pg36

I, most braches add extreme amounts of fillers to compensate the dominance of the pigment and prevent getting brown. As well as surfactants (surface-active substances) and liquidity improvers to prevent granulating.
Phthalocyanine blue pb15 I in o&a, II in wc - most braches add extreme amounts of fillers to compensate the dominance of the pigment and prevent getting brown. As well as surfactants (surface-active substances) and liquidity improvers to prevent granulating.
Phthalocyanine turquoise pb16 Same as the blue
     
     

Johan Framhout, 10 december 2019