banner to homepage of art7d.be

naar startpagina van geschiedenis naar overzicht van geschiedenis schilderkunst voor 1840 schilderkunst 1840-1870 schilderkunst 1870-1880 schilderkunst1880-1890 schilderkunst 1890-1900 schilderkunst 1900-1910 schilderkunst 1910-20 schilderkunst 1920-30 schilderkunst na 1930 schilderkunst in china schilderkunst in japan tijdlijnen van enige schilders elke maand 4 nieuwe afbeeldingen schilderkunst geschidenis van de kleurstoffen

Over-stromingen, Geschiedenis van de moderne Schilderkunst, 1880 - 90

DE JAREN 1880: EEN CALEIDOSCOOP VAN STIJLEN

In 1879 vond Thomas Alva Edison de eerste gloeilamp uit die een behoorlijke tijd kon branden. In 1883 had de internationale tentoonstelling in Wenen al elektrisch licht. In 1883 kwam Nietzsches "Also sprach Zarathustra" uit. In 1888 was de eerste celluloid rolfilm op de markt en zond Heinrich Hertz uit dat we nu radiogolven noemen.


click the thumbnails

Paul Signac
Le Moulin de Montmartre 1884

Georges Seurat
Une baignade à Asnières

Georges Seurat
A Sunday Afternoon on the
Island of La Grande Jatte

Vincent van Gogh
The Olive Trees 1889

Vincent van Gogh
Starry night

Vincent van Gogh
Stairs

Paul Gaugain
The Vision after the Sermon
Jacob wrestling with the Angel 1888

Paul Gaugain
The Swineherd 1888

Emile Bernard
Madeleine in the Bois d'Amour 1888

Emile Bernard
Pieta 1890

Eduard Manet
Bar in the Folies-Bergères 1881

Eduard Manet
Country Breakfast

Camille Pissarro
Shepherdess 1881

Camille Pissarro
Peasant girl
drinking her Coffee 1881

Emile Claus
The old Gardener 1885

Jan Toorop
Bridge in London Sun 1889

Max Liebermann
Woman with Goats in the Dunes 1890

CamMc Cubin
Down on his luck 1889

Henri Rousseau
Carnival Evening 1886

Pierre-Cécile Puvis de Chavannes
The Dream 1883

Odilon Redon
Béatrice 1875

Gustave Moreau
Woman with a Panter 1880

Michael Vroebel
The Demon (sitting) 1890

Eveline de Morgan
Medea 1889

Maria Euphrosyne Spartali Stillman
The enchanted Garden
of Messer Ansaldo 1889

EveArnold Böcklin
Island of the Dead 1883

Max Klinger
the Judgement of Paris
(Paris Valg)1886-87

Albert Pinkham Ryder
Moonlight, 1887

Stijlvernieuwers, neo-impressionisten genoemd

Ofschoon Degas, Monet, Renoir, Manet en Pissarro toen hun mooiste werken maakten, en steeds meer schilders zich tot het impressionisme bekeerden (zoals bijvoorbeeld Caillebotte), kwamen er in Frankrijk enige figuren op die weer anders wilden werken. Een aantal van hen worden, zonder enige overeenkomst, in een zak gegooid onder de gekunstelde naam van "neo-impressionisme". Alsof zij uit het impressionisme voortvloeiden, wat voor Van Gogh bijvoorbeeld al zeker niet opgaat. Zij waren veeleer het gevolg van de steeds grotere durf om op een persoonlijke, specifieke manier te werken.

 

Vincent Van Gogh, Boerin aan het Haardvuur, 1885

Signac begon een zeer ruwe expressie in grote toetsen, zoals in "Le moulin de Montmartre", 1883-84. (Klik op de thumbnails in de rechterkolom.)
Seurat's "Une baignade à Asnières" ging al naar het pointillisme toe, maar nog met strakke, korte borstelstreken, kriskras door elkaar. Zijn twee versies van "Dimanche après-midi à la grande Jatte" zijn volledig in stipjes van diverse kleuren, zelfs de afboording. In 1888 werkte hij in minuscule stipjes. Seurat heette zijn stijl "chromoluminarisme" en later "divisionisme".
Van Gogh
schilderde als een late realist in grauwe en vale kleuren en in grove borstelstreken: de armen, hun beroep en woonst; ook de natuur, stillevens en portretten. In 1885 schilderde zij zijn fameuze aardappeleters.
 
In 1887 kwam er verandering, vooral in zijn zelfportretten: fellere kleuren bij elkaar, strakkere streken. Hij begon diverse kleuren in vlekjes door elkaar te gebruiken, en korte streepjes, die de vorm van de figuren volgden. Zijn onderwerpen werden iets meer impressionistisch: tuinen, huizen, rivieren en bruggen. September 1887 was zijn stijI een mengsel van wilde strepen, stipjes en contouren, bijvoorbeeld zijn diverse zonnebloemen.
 

Vincent Van Gogh, Hengelaar en Boot aan de Brug van Clichy, 1887

Hij begon zijn "Japanse schilderijen" en werd hiermee erg kleurig. In 1888 varieerde hij erg in stijl, bijvoorbeeld een fijne tekening op doek, of een groot egaal vlak, of als het ware geplamuurd. Zijn eerste golvende schilderijen ontstonden. Hij duwde soms verf direct uit de tube. In datzelfde jaar kwam zijn ruzie met Gauguin en zijn opnames in de psychiatrie. In 1889 maakte hij zijn golvende cypressen, de olijfboomgaard en de sterrennacht met spiralen. Daarna verdwenen de golvingen weer, voor strakke streepjes en contouren, bijvoorbeeld "Koren met raven". Hij eindigde met akkers in gemengde stijl. Zijn produktie was in korte tijd zeer hoog, maar in 1890 maakte hij een eind aan zijn leven.
 

Paul Ranson, Paysage nubique, 1890

Gauguin, de vale realist, werkte vanaf 1885 veel kleuriger. In 1887 begon hij zijn avontuurlijk leven. In 1888 had hij zijn eigen specifieke stijl, zoals in "La lutte de Jacob avec I'ange", met duidelijk begrensde kleurvlakken. Elk vlak heeft zijn kleur door het samengaan van dooreenlopende tinten, een techniek van Degas. De vlakken zijn duidelijk omtrokken, met sierlijke, golvende lijnen, een art nouveau-kenmerk. Binnen in zo'n vlak is er relatief weinig tekening. Zijn figuren hebben iets naïefs en zijn eerder volks dan op de burgerij gericht. Soms werkt hij symbolistisch.

 

Emile Bernard schilderde min of meer in Gauguin's stijl en later zullen nog anderen hen volgen en zich de nabi's noemen. Paul Ranson maakte in deze trant het zeer gestyleerde, bijna surrealistische "Paysage nabique" in 1890. Filiger schilderde toen "Paysage du Pouldu": zo gestyleerd dat het een abstracte puzzel lijkt.

We keren even terug naar de impressionisten. Cézanne heeft altijd heel anders gewerkt en veel geëxperimenteerd. Hij ging in toetsen werken van diverse kleuren dooreen, veel kleuriger (1882 tot '85). De toetsen zijn groot en in een welbepaalde richting, en hebben iets van vlakjes. Verre huisjes bestaan volledig uit zo'n vlakjes. Later werkte hij eerder in vlekken dan in toetsen, niet transparant, maar duidelijk uitspringend, met vaak stevige contouren. Monet, Renoir, en anderen werkten nooit met contouren.

Degas, die ook erg varieert in zijn oeuvre, lijkt vaak meer op Gauguin, dan op Monet of Renoir. Manet's stijl is heel duidelijk te zien in "Le bar aux Folies-Bergère", uit 1881: de menselijke huid is niet in diverse kleuren geschilderd, zoals bij Monet of Renoir, maar het werk is toch heel kleurig door de grote diversiteit van kleurige voorwerpen die uitgebeeld zijn, nog eens versterkt door de spiegel. Ofschoon Pissarro niet van het pointillisme hield, had hij toch iets gelijkaardigs, in plaats van stipjes zette hij dunne lijntjes naast elkaar (zoals Previati), die kleur en licht uitstralen. In plaats van de bourgeoisie beeldde hij de eenvoudige mens uit (waardoor hij zelf altijd arm bleef), of hun landschap, het heuvelland zowel als de stad. Pissarro ging van leer tegen het symbolisme, evenals het occultisme en boeddhisme, dat hij allemaal amusement van de bourgeoisie vond. Zo kantte hij zich ook tegen Gaugain, zijn vroegere leerling.

 
Ook buiten Frankrijk zien we gelijkaardige stijlen. Zo had Scandinavië mooie impressionisten : Heyerdahl ("Aan het venster", 1881), Philipsen, Nordström, Kreuger, Krohg, Werenskiold. De schitterendste was Hanna Pauli, bijvoorbeeld "Ontbijt" (1887). Het "Ontmaskerd" van Gallen-Kallela (1888) is bont door het bonte onderwerp (zoals bij Manet). In België gleed Emile Claus geleidelijk van realisme naar zijn heerlijk trillend licht. De latere pointillist van Rysselberghe gaf er toen de voorkeur aan zijn onderwerpen wat scherper uit te lijnen. Ook Van de Velde, Finch, Lemmen, en de Nederlander Toorop werkten in stipjes. Daarnaast bleven andere schilders realisten, bijvoorbeeld Baertsoen, Meunier en toen ook nog Ensor. Zelfs in de jaren 1890 kende België nog nieuwe realisten, die qua stijl wel steeds meer naar het impressionisme neigden.

Hanna Pauli, Ontbijt (Frukostdags), 1887

 

In Duitsland schilderden Liebermann en Von Uhde veelkleurig, soms heel sociaal realisme, qua stijl meer gelijkend op Jongkind of Boudin, dan op impressionisten. In Australië schilderde Mc Cubbin "The lost child" in 1886, een heel mooi en eigen impressionisme, dat vooral de wildheid van de natuur goed weergeeft. Conder maakte heel schetsmatige schilderijtjes op deksels van sigarenkistjes.

Wie niet bij de impressionisten thuishoort, noch bij de "neo's", is Rousseau. Net omdat Henri Rousseau geen enkele opleiding had gevolgd kwam hij totaal buiten alle gangbare stromingen te staan. Hij wist zijn eigen, naïeve stijl naar eigen schoonheidsgevoel verder te ontwikkelen. Zijn "Soir de carnaval" (1886) straalt een poëtische sfeer uit.

 

Gustave Moreau, Ebauchee abstraite, ca. 1890

Nog meer diversiteit vinden we in stijlen van zogenaamde symbolisten. Puvis de Chavannes schildert nog steeds mythologische taferelen in fresco-kleuren. Sommige werken hebben een mooie, heel vreemde sfeer door af te wijken van de realiteit. Odilon Redon's onderwerpen zijn symbolistisch, maar qua techniek kan hij in die tijd gerust bij de nabi's geplaatst worden. Moreau experimenteerde verder: zijn aquarellen hebben vaak een impressionistische achtergrond. In 1890 schilderde hij de "Engel van de dood" in puur expressionistische stijl, de verf er dik op. Of de "Kwelling van Sint-Antonius", een volledig abstract aquarel. Bepaalde werkjes betitelt hij als "Ebaute abstraite". Hij combineert ook figuren met abstracte omgeving. In 1892 wordt hij leraar in de Ecole de Beaux Arts. Rodin, een symbolistische beeldhouwer, werkte van 1880 tot 87 aan zijn "Hellepoort".
 
Schilders en schrijvers hebben zich in het symbolisme steeds wederzijds geïnspireerd. In Frankrijk komen dan ook steeds meer symbolistische schrijvers op. Baudelaire was al een tijd bedrijvig, tussen 1852 en '65 vertaalde hij Allan Poe, in 1857 verscheen zijn "Fleurs du mal" dat in een gerechtelijk proces werd veroordeeld. Verlaine publiceerde in 1884 "Poètes maudits", opgedragen aan Corbière, Mallarmé en Rimbaud. In 1889 verscheen zijn "Parallelement" met erotische passages. In 1886 verscheen Rimbauds poëzie "Illuminations", dat in 1872 - '73 geschreven was. "Une saison en enfer" (1873) is zijn autobiografie in dichtvorm. In 1887 verscheen Mallarmé's "Poésie complete".
 
In Rusland schilderde Vroebel in 1886 in kleine vakjes, streepjes en stipjes, onwetend van Seurat of Signac. Hij schilderde soms ook in een mozaïek van vlakken. Zijn "Demonenhoofd" met lucide over elkaar schuivende vlakken, doet supermodern aan. Vroebel was een van de scheppers van de "moderne stijl" in Rusland, en de origineelste. Behalve schilder met olieverf of in aquarel, was hij ook keramist, beeldhouwer, scenograaf, boekillustrator en architectuurontwerper. Veel van zijn werken werden gemaakt op het landgoed Abramtsevo in de omgeving van Moskou.

Michael Vroubel, Demonenhoofd, 1891

 
De mecenas en kunstliefhebber Savva Ivanovitsj Mamontov, verzamelde daar in de jaren '80 een groep Russische kunstenaars en ambachtslui rond zich: schilders, houtgraveerders, tapijtwevers, pottenbakkers.., en maakte van zijn woonst een vernieuwend artistiek centrum.Er werden ook concerten, toneel, opera's, volksvertellingen of voordrachten over Russische geschiedenis gehouden. Vroebel stond er aan het hoofd van een keramiekatelier, waar diverse Russische kunstenaars kwamen werken. Daar schilderden oa ook Michail Nesterov, Elena Polenova, Nikolaj Roerich, Vassili Denissov... Het symbolisme was in Rusland weinig verspreid, het realisme vierde er nog hoogtij.
 

In Engeland komen er nog pre-Raphaëlieten bij: Evelyn de Morgan schilderde zeer kleurig, veel glacisvlekken, speelsere figuren, soms een tikje surrealistisch. Maria Stillman schildert in 1889 "de betoverde tuin": zeer nauwkeurig, met geïdealiseerde flora, natuurlijke en spontane lichaamshoudingen en vooral zeer schitterend van kleur. Strudwick schildert zijn goudokertaferelen die nooit somber zijn, zeer gedetailleerd.

De Zwitser Böcklin schilderde "Het dodeneiland": schijnbaar in oude stijl, met duidelijke invloed van Caspar David Friedrich, maar in een compositie van diverse meetkundige vormen: ronde rotsen, kaarsvormige cypressen, donkere en lichtende rechthoeken. Het lichtgele licht tot de bijna zwarte schaduw zorgt voor een dramatisch effect en magische sfeer.

Ook in België kwam het symbolisme erg op. Al spoedig verliet Ensor zijn Manetachtig realisme door rijkere kleuren, en duidelijke structuur in de verf, technisch hoogstaand. De meest revolutionaire werken zijn diegene vol wilde strepen waar hier en daar een figuurtje uit opdoemt, van zeer vaag tot beter herkenbaar, zoals Turner eertijds: "Bekoring van de heilige Antonius" (1887), "Christus woedend" (1888), "De verslagen engelen" (1888), "Christus kalmeert de storm" (1891), "De tuin der liefde" (1891). Hij maakte veel karikaturen of beeldde maskers af, ook bij stillevens en portretten. Zelfs tot in zijn stillevens houdt hij iets van die apocalyptische kronkelende lijnen en trillende kleur. Ensor wordt ingedeeld bij symbolisme, impressionisme, expressionisme, met andere woorden nergens hoort hij echt thuis.
In 1888 - '90 vinden Ciamberlini, Montald en Delville hun weg naar het symbolisme. Voordien was Delville erg sociaal gericht en deed zijn werk aan de latere Permeke denken. Mellery tekende en schilderde mysterieuze zwart-witte interieurs.

 
Dat de schilderkunst in België zo plots opbloeide en internationaal belangrijk werd, is vooral te danken aan de verzamelaar Octave Maus, die in 1883 "Les XX" oprichtte. Elk jaar hielden ze een tentoonstelling, waarbij het werk van schilders van diverse stijl naast elkaar werden gehangen. Het doel was aan te tonen dat kunstenaars zich op diverse manieren konden uiten. Naast verkoop zorgde Les XX ook voor onderlinge contacten en vriendschap. Ook buitenlanders hingen er, in 1883 Whistler, Seurat, Gaugain en Denis (een nabi). Zelfs voor de Fransen werd Les XX een gegeerde expositie. Seurat verkocht er zijn eerste werken. Traditionelen hingen er naast impressionisten, Ensor, Gauguin en Van Gogh tussen pointillisten, en steeds meer symbolisten, als Mellery en Khnopff. In 1891 kwam er ook keramiek bij. In 1893 ging Les XX over in "La libre esthétique": de naam hoeft geen betoog! Nu minder democratisch bestuurd door Maus zelf.

Jean Delville, Boer, 1888

 

Wereldwijd, of beter Europa-wijd, kwam er een geiser van symbolisten op, die zich verderzetten tot aan de eerste wereldoorlog. Om er enige te vermelden: Davies, Point, Maison, Gallen-Kallela, Homel, Munthe, Preisler, Marianne Stokes, Von Stuck, Bilek, Thorn-Prikker, Schwabe, Kubin, Heive, Frédéric (is ook realist), Arosenius, Arnold Schönberg (de componist), Pellizza da Volpedo, Hawkins, Leduc, Keller, Osbert, Janmot (in 1854 deed hij al aan Paul Delvaux denken!), Grasset, Mossa, Moser, Osbert de Volpedo (een pointillist), Stjornschantz (Finland), Wojtkiewicz, Wyspianski, Mehoffer, Klinger, Carrière, Preisler, Hynais, Traquair (zijde en gouddraad op doek geborduurd), Mackintosch, Trachsel, Van Doesburg, enzovoorts... Daarnaast waren er ook heel wat symbolistische fotografen : Holland Day, Hofmeester, Steichen, Käsebier, Brigman, Bufka, Dubreuil, Stieglitz, Eugene, Robinson, White, Seeley, Von Gloeden, Embeck,... Veel foto's werden op diverse manieren bijgewerkt, bijvoorbeeld met een verfborstel, wat ze dichter bij de schilderkunst brengt.

Copyright voor de tekst op alle pagina's van deze Geschiedenis van de Moderne Schilderkunst: Johan Framhout; tekst geschreven in 1990-92; herzien en op het internet geplaatst in 2005.